Ploeterend met mijn vliegveldbagekarretje door de sneeuw, en het sneeuwt, het sneeuwt zo hard dat je bijna niets meer ziet en je je alleen op de wereld waant. Alle geluid verstild, alle zicht gekrompen tot nog geen meter.
Douane had gezegd: "
taxi's, hier links om de hoek het hele (!) gebouw aflopend; daar staan ze." Ja wel, maar dat waren de besproken taxi's. En die hadden -terecht- geen enkele meelij met mij, oude vrouw met stok, en koffer op karretje (overal ter wereld die dingen voor niks, maar hier in krieperig Nederland moet je er 2 euri in stoppen, en dan laten ze nog niet los van de rij
)."U moet aan de andere zijde van het gebouw zijn, maar daar zullen er wel niet meer staan nu met dit weer!"
Dit weer. O God, dit weer. Komend van Tenerife met 25 graden + zonnetje, zien we tegen de eerste tussenstop ineens de hele wereld wit. Vinden we dan nog mooi, roepen we nog
'oh!' en '
ah',
'wat spannend'. Dat stopt abrupt als we te horen krijgen dat onze Amsterdam-uitstappers daar niet kunnen landen, omdat Schiphol al twee uur dicht is. Maastricht evenzo, maar daar zijn geen passagiers voor. Eerste tussenstop nu: Groningen.
Helemaal niet meer leuk en spannend, als we de Groningen-uitstappers zien glibberen tussen de landingstrap en hun gebouw. Groningen zal over een uur dicht gaan. Alleen Eindhoven is nog open, maar voor hoe lang? De bemanning maakt goddank haast.
Van deze tussenstop maken mobieleerders gebruik om de stand van zaken in het lieve vaderland te verkennen. Het lieve vaderland zit potdicht. Er is al bijna 900 kilometer file. Stilstaande file wel te verstaan. Beloofde afhalers laten weten niet bij het vliegveld te kunnen komen. "Wij nemen wel een taxi," beloven de thuiskomers." Welke taxi? Ik durf er niet aan te denken.
In Eindhoven is de sneeuwval een sneeuwjacht geworden. Zicht maar krap anderhalve meter. En ik sta daar dus aan de verkeerde kant van het gebouw. Helemaal verkeerd en helemaal alleen, en doodmoe (moest afgelopen nacht al om 4 uur op voor transfer), koud, kleumerig mijn karretje door de sneeuw duwend, mezelf voortdurend opkrikkend met mijn theatrale lievelingsmantra "o god, o god." Kreun en steun.
God zelf komt niet, maar stuurt zijn afgezanten.
Midden in de witte verlatenheid een gouden schijnsel. Onvoorstelbaar: in the middle of nowhere een oliebollenkraam. Eiland van warm licht in verder witte verlatenheid. Oliebollen! Kan het nog raarder worden? Eén klant ervoor maakt zich ervan los: 'n allene man in zwarte jas. Komt op me af: "kan ik u helpen, mevrouw?" Op mijn kreun '
taxi' -is mijn mond al bevroren?- gaat hij op zoek, en wijst me even later
'die kant op, die kant op'. En ja, in de verte zie ik vagelijk één taxibusje.
'Houdt u die voor me vast?' Want ik zie nu ook andere ploeteraars aan komen glibberen. De man in zwart houdt inderdaad, o wonder o wonder, de chauffeur van het busje bezwerend vast.
De chauffeur is niet alleen zwart van jas in leer, maar ook van huid. En het busje: ook zwart. Èn het is de laatste. Man en hij schuiven me naar binnen, koffer achterin. Ik roep nog
'dank u wel, meneer!', maar man in zwart, mijn vreemde redder, is al verdwenen, opgelost in de sneeuwjacht. Net als de oliebollentent, ook zo maar weg, weg.
Ik zit, goddank, ik zit.
Op een koppel uit Nuenen na, mijn richting op, maar dan iets verder, moeten alle andere nu naderende taxizoekers worden afgewezen. Ze staan hopeloos op een kluitje, al ras een kluit. Onze chauffeur, die maar 50 meter op kan trekken doordat alle verkeer rondom Eindhoven Airport muur- en muurvast staat, schreeuwt door z'n mobilofoon naar z'n baas dat hij taxi's moet sturen, omdat meer dan vijftig mensen staan te wachten. Zijn baas schreeuwt even hard terug dat hij geen enkele meer in de voorraad heeft, omdat ook het verkeer binnen Eindhoven muurvast staat.
Nou, op dit vliegeveld ook. Op de aan- en afvoerwegen kan geen voertuig meer in of uit. Lange, lange rijen stilstaande voertuigen, de meeste met hun motor dan al maar stilgezet. Nergens is gestrooid: het is al te koud voor zout. Vlak voor ons staan -ook stil- drie van die mooie elektrische bussen die passagiers in een kwartiertje Eindhoven Centraal beloven, achter elkaar. Hun passagiers met ontzet-verstarde gezichten achter de raampjes. Onze chauffeur krijgt te horen dat gewoon naar Eindhoven-stad rijden totaal niet in de mogelijkheden ligt. Alles ver-stop-t.
Hij weet er iets op:
'als ik 60 meter verderop kan afslaan en via het militaire vliegveld kan komen, dan breng ik jullie thuis, maar 't is wel een omweg.' Omweg of niet, hij heeft onze zegen. Na 3 kwartier zijn we zo ver. Achterom kijkend zien we op de officiële weg een auto schuin onderstebovenliggen met gevarendriehoek, en met zo'n weer natuurlijk nog geen ANWB te zien, in de verste verte niet, in de verste stilstand-verte niet. Hoe zou die er moeten komen?
Met een gangetje van wel 20 km/pu, wat ons nòg een wonder lijkt, schuift zwarte chauffeur ons stadwaarts. Midden onder de rit een sightseeing:
'als jullie nu naar links kijken via de rondweg, dan zien jullie hoe alles daar stil staat!' Stil worden wij er ervan, nog stiller: één lange rij rode achterlichten, geen beweging ìn. Hònderden, zo ver als we kijken kunnen. In heel m'n leven van toch bijna drie kwart eeuw maakte ik nooit mee dat ook het stadsverkeer van noord tot zuid tot oost tot west in de file staat. Stilsta-file.
Hoe hij het voor elkaar krijgt, stapje voor stapje, ik begrijp er niks van, maar na anderhalf uur stopt mijn zwarte engel aan de achterdeur van mijn Hof.
Ik ben waarschijnlijke de eerste en enige Eindhovenaar van de namiddagvluchten die -alhoewel bevend- de sleutel in het slot steekt. Home, sweet home, be it ever so homely.
Pas onder de warme douche besef ik hoe wonderlijk mij alles toekwam: zwartgejaste man bij vreemdverlichte oliebollenkraam in the middle of snowy nowhere, zwarte chauffeur in zwart busje met zwarte omweg-kunde, dit was niet normaal.
O god, o god, heeft u dan toch uw mooiste engelen gestuurd?