vandaag zeventig geworden in een maatschappij die je ontmoedigt om oud te worden.
Want zeventig ís oud; zestig kon je nog zo'n beetje beschouwen als je (maatschappelijke) overgang, maar zeventig is definitief.
Zeventig en ouder hebben het hard in deze maatschappij, en krijgen het nog harder. 'Ze' vinden je een belasting. Een verzwaring. Een collectieve winst-vertraging. Ze bezuinigen op je. Tenzij je heel rijk bent. Maar rijk of arm, deze maatschappij biedt je geen 'zin' meer voor je leven als oudere. Deze cultuur kent geen inhoudelijke zaken die dit stuk leven een heel aparte diepgang bieden, zoals ze dat wel doen aan kind-zijn, jong-zijn, betaald-werkzaam-zijn. Oud-zijn biedt aan deze maatschappij geen eigen bijdrage. Hoe komt het dan dat ik me al weken lang verheugd heb op deze dag?Dat ik vanochtend wakker werd met een zo heldere blijdschap als de strak-blauwe lucht van een winterochtend waarop het tien graden vriest?Deze dag vier ik in stilte,- pas aan het eind komt mijn liefste vriendenpaar voor de sacrale avondmaaltijd.Gisteren mailde ik nog aan een vriendin die me vroeg hoe het voelde, dat ik me als een rijpe-ooftboom voelde in warm namiddag-zonlicht.Vandaag weet ik beter. Het is niet alleen de bewustheid. Oké, die is wijd geworden als een Frans korenveld, en dit wuift prachtig. Als kind ben je niet bewust, totaal niet. Als volwassene sta je zo midden in het maatschappelijk leven, dat je enkel maar kunt ervaren, je verslikken in je ervaren, reageren op je ervaringen, en nauwelijks tijd hebt om ze te laten zakken. Als oudere glijd je daarboven uit, terwijl je er toch ín bent. Je overziet zoveel. Je doorziet zoveel. Je ziet de rijkdom van wat armzalig leek, en de armoei van veel wat je dolgelukkig maakte, of móest maken.Dat op zich al is een weelde, dat doorzien en overzien.Maar de werkelijke weelde ligt achter dat woordje 'moest'.
Ik hoef niets meer.En bemerk nu pas hoeveel ik heb gemoeten. Hoeveel maatschappelijke druk op mij (en al mijn leeftijdgenoten) gelegd is geworden om dit en dat te doen, en vooral: om dit zo te vinden en dat zus. Je móest veel verdienen. Je móest de liefde van je kinderen achter je aan voelen slepen als een lange rok met sleep. Je móest opgewonden raken door waar 'iedereen' opgewonden door raakte. Je móest sommige onrechtvaardigheden maar liever niet zien, omdat er toch niets aan te doen zou zijn. Je móest zwaaien naar de koningin, en je móest Peter de Vries discutabel vinden. Het móeten lag niet eens het drukkendst op doen, maar op je gevoelens-hoe-dit-te-ervaren in de rechte hoofdstraat van deze schrale maatschappij hier.
Dat is over. Geld heb ik niet, want een moeder die vier kinderen alleen opvoedde, kon nooit een volle baan nemen met carrière toendertijd, maar rijker ben ik geworden dan alle vaders die dankzij vrouwenmoeders als ik straks een mooie necrologie krijgen in de krant, bij hun dood.Inzicht kreeg ik, in de idiotieën van deze maatschappij, en hoe ze werken, en waarom ze zo werken.Overzicht kreeg ik in de geheime verbindingen, die mensen bij elkaar houden, en de geheime onderstromen, die aan het oppervlak heel anders lijken dan ze zijn.Toch: ook dát, hoewel groot, is niet mijn grootste schat. Mijn grootste parel is gegroeid, geslepen door mijn leven. Net als alle ouderen draag ik een stàd aan ervaringen in mij mee. Er is druk verkeer in zo'n stad. Het verkeer hergroepeert zich met de jaren. Soms komt er iemand zo maar in een multicultiflat. Soms weten kinderen zo'n stad niet meer te vinden. Het kinderstraatje krijgt dan eenrichtingsverkeer, en raakt op den duur afgesloten voor àlle verkeer. Het vriendenstraatje wordt een hoofdweg, maar bij die verbreding raken er enkelen kwijt. Er gebeurden moorden in de zijstraten. Soms borrelde bloed in de goten. Soms borrelden er violen of witte rozen uit de goten. De laatste tijd werd het klimaat in mijn stad milder. En vereenvoudigde zich het shoppen. Daardoor kwam er plaats voor parken als het inzichtelijke park, het park van god en mij, het hoofdpark van eerbied voor elk mensenleven, het kleine intieme park van sensualiteit, met in het midden de vijver van vrijen met het leven, en die prachtige fontein van de engel van beminning.Middenin, op de geheime hartplaats: het verwerkingscentrum: hier schuift en schift en schat het oudere hart,dat nu kan glimlachen waar het om huilde, en soms... ach.Stadsmuren zijn er niet. Op die plaats groeien boomgaarden: appelbomen, kersenbomen, olijfbomen, abrikozenbomen, en de bomen die vruchten dragen van zo'n kristallen helderheid dat je ze niet ziet. Elke oudere heeft zo'n stad. In zo'n stad raak je eindelijk los van de maatschappelijke en scherpe moeten's. Kom je op heel andere gedachten. Vind je heel andere zaken brood- en broodnodig. Snap je beter hoe het algehele leven veel rijker en zinvoller zou kunnen wezen dan het gemiddelde maatschappelijke leven van nu. Jammer dat de maatschappij van nu geen plaats heeft voor de schatten op de hartplaats van de stad van de milde avondzon. Jammer, omdat deze maatschappij nu telkens opnieuw het wiel moet uitvinden, en de toegestane wieldruk, en de belasting erop.
Echter jij bent welkom in zo'n stad.
Maar is jou de weg erheen wel geleerd? Of denk je soms dat hier enkel woestijn ligt, en dat je er nooit hoopt te komen?
Wees eigen-wijs en welkom in zo'n stad,
maar je hóeft niet!
<>
Een reactie posten