uit Trouw van vanochtend:Topman Numico beurt 14 miljoenVan onze verslaggever Xander van Uffelen
Amsterdam - Jan Bennink, de bestuursvoorzitter van het babyvoedingsbedrijf Numico, incasseert dit jaar een beloning van naar schatting 14 miljoen euro. In juni krijgt hij een bonus in aandelen met een waarde van 8 miljoen euro. Daarnaast kan hij 4 miljoen aan opties verzilveren. Deze bedragen komen boven op zijn jaarinkomen van 2 miljoen. Met een inkomen van 14 miljoen euro laat Bennink de grootverdieners bij Shell, Philips en Unilever ver achter zich.
Jaap Jongejan van de CNV Bedrijvenbond is verbijsterd. ‘De directeuren weten zich niet te gedragen. De politiek moet nu echt paal en perk stellen.’ Beloningskenner Teun Hettinga van de Vereniging van Effectenbezitters noemt de bedragen exorbitant. ‘Wij waren in 2004 al tegen deze regeling.’
Numico wijst erop dat Bennink in 2002 aantrad toen het voedingsmiddelenbedrijf in een deplorabele staat verkeerde. ‘Het bedrijf moest in die lastige periode goede mensen aan zich binden’, zegt de woordvoerder. ‘Dit beleid pakt gunstig uit voor de aandeelhouders.’
Nee! Deze keer zet ik, als hardwerkend vrouwtje, mijn verbenedenmodaalinkomentje daar niet tegenover. Nee! ook gebruik ik het woord graaicultuur niet meer. Helpt toch niks.Ik wil wel graag een heel andere vraag stellen:een bedrijf zoals Numico uit de rode cijfers helpen, doen dat niet alle betrokkenen samen vanaf de hoogste directeur via het middenkader tot en met de laagste zich keihard inzettende werkman of -vrouw? Wat is een topman zonder al die anderen? Lucht, toch?Nee, jij ook niet: kom me nou niet aan met 'meer verantwoordelijkheid',- toe nou, met zo'n inkomen heb je genoeg vrije dagen op de leukste plekjes ter wereld om je 'verantwoordelijkheid' best wel ff te vergeten.Beantwoord mijn vraag maar: wat is een topman zonder de inzet van al die anderen tot en met de laagste inpakker/ster toe? Iets anders dan lucht?

Wandel ik met een bevriend stedebouwkundig-ingenieur door de achtergangen van een muziekteater hier te lande, en barst achter een gesloten deur plotseling (een kennelijke repetitie voor) de Mattheuspassion los. "Kommt Ihr, Töchter, helft mir klagen..."
Zakken wij door de knieën en verder, zitten te luisteren op de gang, een tijd lang tot het ons te koud wordt.
Moet ik ineens denken aan een gesprek met iemand eerder in deze week over het ondoorgrondelijk ineenvloeien van dood en lentelijk leven. En aan mijn lievelingsmuziek daarover uit Wagners' Parcifal, die ik een week hiervóór nog met een dierbare vriendin bij het Brabants Orkest beluisterd had: Karfreitags Zauber. Uit Wagners'Parcifal.
Parcifal, op het dieptepunt van zijn godvergeten eenzame zoektocht naar de graal, staat op Goede Vrijdag (de herinneringsdag aan Christus' kruisdood), te staren naar de uitbundigheid van lentelijke bloemen op een open plek in zijn woud. Hun vreugde komt hem misplaatst over: "Da sollte, wähn’ ich, was da blüht,/was atmet, lebt und wieder lebt,/nur trauern, ach! und weinen!"
Lieve, domme, dwaze Parcifal. Heeft het nog steeds niet begrepen.
Dan komt zijn onderrichter Gurnemanz met die aria, koninklijk-mannelijke wijsheid in één van 's werelds vervoerendste melodieën, een aria waar ik elke keer weer koude rillingen van krijg over 't hele lichaam: "Du siehst, das ist nicht so."
Gurnemanz bezingt daarop de mystieke samenweving van de dood als offer, opdat de aarde bloeit. Het oudste mysterie, al lang vóór het christendom bekend en 'beoefend': de schone jongeling die zich aan het begin van de lente in extase laat slachten, opdat de tarwe ópschiet en rijpt, de bloesems weelderig verschijnen en vrucht beloven, de papavers vuurrood bloeien. Het Christendom dat Christus' dood in de lente situeert, echoot daar vaag op door.
De diepte in deze archetypische situatie vormt de schuldeloze jongeman die zich vrijwillig uitstrekt aan de aarde, en haar zijn zaad van bloed schenkt. Erotiek ten top, dood en vruchtbaarheid, zaad van levensbloed voor weligheid aan levensvruchten. Wagner, uitermate gevoelig voor oude symboliek, wijdt hier zijn mooiste aria aan in de laatste opera die hij schreef. Deze lentebloemen-weelde manifesteert zich juist dóór de dood, dank zij de dood, van een van 's mensheids grootsten. "Nun freut sich alle Kreatur/ auf des Erlösers holder Spur,...Ihn selbst am Kreuze kann sie nicht erschauen/ da blickt sie zum erlösten Menschen auf/ der fühlt sich frei von Sündenlast und Grauen,/ durch Gottes Liebesopfer rein und heil./Das merkt nun Halm und Blume auf den Auen,...Das dankt dann alle Kreatur,/was all da blüht und bald erstirbt,/da die entsündigte Natur/heut ihren Unschuldstag erwirbt."
Waarop Parcifal met begrijpend ontzag de uitbundigheid van lentelijke grassen en bloemen heel anders beziet,- en er ook diepe vreugde aan ervaart.
Wat een verschil met die dodelijk bedroefde Mattheus, denk ik na die koude gangvloer. In die Passion niets dan Schuld und Buss, Schuld und Reu,- geen enkel doorzicht in dit sacrale doods-mysterie, dat je juist in vreugde, wezens-vreugde kan doen uitbarsten.
En hoezeer zijn wij in de Lage Landen aan Buss und Reu verslingerd. In dròmmen proberen we kaartjes te bemachtigen voor Naarden, en als dat niet kan voor plaatselijke uitvoeringen.
Wat ben ik een geluksvogel dat ik dan twee maal in m'n leven juist aan het begin van de lente deze Parcifal mocht mee-beleven (nee, niet in Nederland....). Als ik wist waar die dit jaar opgevoerd werd, ging ik er zó weer heen.
Dood = leven. Leven = dood, opdat leven welig bloeit, en alle zintuigen kust, en kust.
Maar ik behelp me straks wel thuis, met 3 goede dvd's.

Er was eens een wereld, gebaseerd op ikke ikke ikke.
Zelfs als ze daar baden, baden ze: "Ieder voor zich, en God voor ons allen."
Deze wereld ging ten einde lopen; ze hadden nog maar ene paar jaar, en dat wisten ze.
De één ging gezond leven om de klap eventueel nog te kunnen óverleven, de ander reisde snel nog even de mooie plekken op de planeet af, en velen beminden elkaar heftiger dan ooit. De Heilige Boodschappen die rond gestuurd werden, spraken allemaal indringend over Zuivering, Oogsten wat er gezaaid was, en Persoonlijke Òplichting naar rosere dimensies. Iedereen zuiverde zich rot. Om van het zelf-positiveren nog maar niet te spreken.
Toen kwam de klap.
Eigenlijk was het geen klap.
Het was het uit elkaar spatten van een grote zeepbel. Die wereld had in een grote zeepbel gezeten, en die spatte nu uiteen. Niks anders dan dat.
Hoe ver de wereldlingen nu konden zien in het heelal dat zich nu helder voor hen opende: geen enkel ikke.
Het was enkel Veld.
Het was enkel Verwevenheid in een intensiteit die zij enkel kenden als van waterdruppels in hun oceaan: geen enkele grens tussen de ene druppel en de andere. En hier ook niet tussen het ene Wezen en het Andere. De sterren voelden zich één met hun planeten en andersom. Mensachtige wezens voelden zich één met alle wezens in ndit heelal, en andersom. Zij eigenden zich dan ook niks persoonlijk toe, waarom zouden ze? Hun uitwisseling was natuurlijk, organisch. Daar hoefde niets aan te worden toegevoegd. Alle tijd hadden ze dus vrij om zichzelf te vervullen, dat is: te doen wat ieder wezen functionneerde in die dans van het geheel en in het wandelen in God. Uitzuivering en verbetering bestonden niet. Je was die je was, en je was nodig zoals je was. De heersende sfeer was de sfeer van de glimlach.
Perpleks, nog nat van het uiteenspatten van hun zeepbel, keken de wereldlingen toe.Waarom hadden zij dít nog nooit geleerd? Waarom hadden hun Heilige boodschappen altijd gehamerd op Persoonlijke Verlichting, Afgescheiden Meesterschap, Persoonlijke Uitzuivering, Gezondheid, en Positivering?
Eerlijk gezegd wisten ze zich daar geen raad mee.
Eerlijk gezegd voelden ze zich in dit Grote Heelal vreselijk Eenzaam en Alleen.Ze huilden hun ogen rood. En eerlijk gezegd wàren zij ook in dit heelal de enige wezens die konden wenen.
Dit hoekje van het heelal werd daarom nog eeuwenlang 'tranendal' genoemd.